Vrijblijvend gesprek

Dat wat er in onze geschiedenis niet mocht zijn nemen we mee naar onze werkplek

blog persoonlijke verhalen Mar 31, 2022

Een zachte schreeuw


Hij wilde graag snel een intakegesprek. “Het is tijd”, vertelde hij. Als ik hem bel voor het intakegesprek lijkt het alsof er geen vraag is. Alles is goed, niets aan de hand. Terwijl hij toch liever wil dat de masterclass persoonlijk leiderschap vandaag is dan morgen.

Hij vertelt voluit over zijn functie als manager. Over hoe goed het team functioneert. En iedereen vol lof is. Maar zegt hij, “als ik mensen moet teleurstellen dan voel ik me ineens heel klein”. “Dan wil ik het liefst dat iemand anders het oplost voor mij”.

Ik vertel hem dat we samen gaan kijken naar hoe hij dit ooit heeft geleerd. Hoe het vertrekken en het niet aankijken toen een rol speelde. Kortom, hoe zijn verleden deelneemt aan de dag van vandaag. “Waar ik zo benieuwd naar ben is hoe jij je ooit hebt veilig hebt gesteld wanneer het spannend werd”, zeg ik.

“Ik zou het niet weten”,  zegt hij dan. “Er was niet veel”. “Dus het was niet echt spannend”, zegt hij dan nog een keer ter bevestiging. “Iedereen heeft wel wat toch”?, zegt hij vragend.

Ik haal diep adem en blijf even stil. Ik wil voorkomen dat ik hard ga werken. Dat hij zonder probleem binnen komt en met een probleem naar buiten gaat.

Maar dan zegt hij, “mijn vader was er niet echt”. “Ook al was hij er, emotioneel was hij niet beschikbaar”. Ik hoor hem slikken door de telefoon. Er valt een alleszeggende stilte.

Hij ademt diep in en met een diepe zucht uit. “Wat gebeurt er nu”,  vraag ik hem. “Ik weet niet of ik dit kan, om alles erbij te halen, zegt hij dan.

Ik bedenk mij dat hij zelf mag komen. En niet in het groot maken, het bagatelliseren, maar in het echt kwetsbaar naar voren mogen komen. Dus ik besluit te zeggen, “dat weet ik ook niet”. “Dat is aan jou”. “Ik ga je niet overtuigen dat dit de weg is die je moet bewandelen”. “Ik kan alleen maar naar je uitreiken en je uitnodigen te komen”, zeg ik.

“Laat het maar even bezinken en wanneer jij wilt komen met alles, en dus ook met je kwetsbaarheid ben je meer dan welkom”, zeg ik.

Een week later belt hij mij op. “Je hebt mij overtuigd”,  zegt hij. “Heb ik je overtuigd of jij jezelf”,  daag ik hem nog even uit. “Het is tijd”,  zegt hij weer.

Bij de eerste dag gaan we direct van start. Ik vraag de deelnemers om in verbinding met zichzelf de ander te ontmoeten. Een opening die direct weergeeft hoe lastig het is om bij jezelf te blijven in contact met de ander. Als ik rondkijk hoe iedereen elkaar ontmoet terwijl ik ze uitnodig zich niet in de ander te verliezen, zie ik hem wat zenuwachtig schuifelen tussen de andere deelnemers. Vooral wanneer een man tegenover hem gaat staan, stevig met zijn ogen op hem gericht. Zijn lichaam verstart en zijn ogen wenden af, met zijn hoofd iets naar beneden.

“Hoe is het hier vraag ik hem?” “Nou goed!” “Het is allemaal goed tussen ons toch”, zegt hij met een lach naar de man tegenover zich. Dan wiebelt hij op en neer. “Ik ben hier voor mijzelf maar nu sta ik tegenover iemand anders”.” En zorg je toch weer voor de ander” zeg ik.

“Ik voel een mix van klein maken en groot willen zijn” zeg ik. “Van de zorg overnemen en goedkeuring van de ander willen hebben”. “Een combinatie die altijd goed werkt”, voeg ik toe. “Zo lijkt het alsof je voor de ander zorgt maar eigenlijk zorg je voor jezelf”. “Zo blijf je veilig”, zeg ik terwijl ik hem aankijk en zijn prikkende ogen ontmoet.

 “Een hele opgave voor de ander om ook nog bij zichzelf te kunnen blijven”, zeg ik. “En voor mij om niet voor jou te zorgen maar de verantwoordelijkheid bij jou te laten”. “Voordat ik in de rol ga stappen die jou niets brengt”, zeg ik. “Dan gaan we taken aan elkaar uitbesteden. “Jij die zich klein maakt en houdt en ik die voor je gaat zorgen”. “Zo hoef je geen verantwoordelijkheid te nemen”. “Beiden komen we niet verder”, zeg ik.

Met een verbaasde blik kijkt hij mij aan. “Je herinnert mij aan iemand” zeg ik. “Ik denk dat ik bang zou zijn om je voor het hoofd te stoten”. “En daarom is het voor mij belangrijk dat ik mezelf niet kleiner ga maken of je links laat liggen om je te sparen”, zeg ik. De deelnemer tegenover hem zegt, “dat is eigenlijk wat ik nu al doe in deze eerste oefening”. “Ik laat hem een beetje gaan”, geeft hij terug. “Ik vind het spannend bij je”, zegt de andere deelnemer tegen hem. We zijn nog geen uur onderweg, en het is nu al zo uitdagend voor hem.

Het wordt stil. Ik zie zijn lijf verstijven. Ik adem diep in om er voor te zorgen dat ik mijn woorden niet ga volgen, dat ik niet alsnog voor hem ga zorgen in het eerste uur. Op een tweede inademing voel ik dat deze spanning nodig is om bedding te geven aan zijn zoektocht van dat alles er mag zijn. Dat hij verantwoordelijkheid mag nemen voor wat recht voor hem staat, in plaats van weg te kijken. Dat het hem niet zou helpen als ik het zou verzachten. Maar dat hij zelf moet gaan staan en plek in nemen.

Deze dagen gaan niet over hardheid wat zo verward kan worden met verantwoordelijkheid nemen. Deze dagen gaan over zachtheid naar zijn geschiedenis. Zachtheid die hij in zichzelf en naar zijn ouderlijk gezin mag leren geven. Om vanuit deze acceptatie toe te laten wat er was en vanuit daar te gaan staan voor de man wie hij is. Maar als ik te zacht ben legt hij zijn lot in mijn handen. Ik voel dat dit zijn primaire beweging is. Vertrekken geeft hem veiligheid. Het is een wankel evenwicht om ervoor te zorgen dat ik niet in hardheid beland, omdat ik het zo goed ken om te willen aansporen. Maar ook niet in de zachtheid beland waar hij niets hoeft te doen. Het evenwicht zit in het er laten zijn wat er is. En de opening te bieden om te leren komen met alles wie hij is en wat hij meebrengt. Het mag er allemaal zijn.

We naderen het einde van de eerste dag. Ik zie dat hij wat zachter is geworden. “Hoe heb je het zo geleerd om te bewegen vanuit een stille pas rondom anderen? ”, vraag ik hem. Dan blijft het stil. Zijn ogen wenden af. Na een lange tijd komt er een antwoord. “Dat weet ik niet goed”, zegt hij.

Het antwoord kan ik niet direct aannemen. Schijn bedriegt. Waar het zo lang duurde voordat hij met een antwoord kwam zou ik het idee kunnen hebben dat hij er goed over na heeft gedacht. Maar ik zag zijn stand van zijn ogen. Ze waren leeg turend in de verte. Vertrokken bij de vraag, vertrokken uit zijn lijf. “Wat zou er gebeuren als je kunt blijven bij de vraag?”, vraag ik hem. Hij kijkt mij aan en houdt zijn adem in. “Dan zou ik voelen dat het heel spannend wordt”, zegt hij dan. En ademt dan diep in. En op deze diepe inademing weet ik dat het antwoord raakt.

“Eerst thuiskomen voordat je jouw deuren kunt openen”, zeg ik. Hij kijkt me vragend aan. “Je kunt alleen je antwoorden vinden als je je verbindt met jezelf. In niemandsland en buiten jou liggen de antwoorden niet.” Hij slaakt een zucht.

. “Hoe heb je het zo geleerd om te bewegen vanuit een stille pas rondom anderen? ”, vraag ik hem nog een keer. Ik zie zijn lijf kleiner worden. “Hij…. Wie is hij?”, vraag ik. “Ja hij, ze noemen hem mijn vader”, grapt hij. “Maar ik wil hem geen vader noemen. Hij kwam zelden thuis en als hij er was, was hij er niet of hij regeerde het gezin. Dan moesten we ineens allemaal luisteren. En als we niet deden wat hij zei dan zwaaide er wat”, zegt hij met een diepe frons in zijn gezicht.

“Wat heb je goed leren opletten”, zeg ik. “Om alles in de gaten te houden. Voor jezelf en misschien ook wel voor je vader”. “Waarom zou ik moeten opletten voor mijn vader?”, zegt hij. Het kost mij moeite om niet te snel te willen. Ik zou voorbij gaan aan het groot houden, iets wat hij nodig heeft gehad al die tijd. Iets wat hem veilig heeft gehouden. Dat direct weg te nemen zou mijn eigen ongeduld verraden. Dus daarin mag ik compassie blijven voelen en weten dat deze weg, een van ontkenning ook mijn systeem verraad. Mijn systeem waar ik zelf leerde dat slachtofferschap, klein maken er niet mocht zijn.

“Onder al dat bang zijn voor confrontaties zit ook frustratie”, zeg ik. “Eigenlijk ben je super geïrriteerd, pissig of zelfs nijdig”. “Hij is er nooit en komt dan de lakens uitdelen”, daag ik hem liefdevol uit. Terwijl jullie in de rest van de tijd het gezin draaiende hielden”. Ik hou even mijn adem in. Ik besef met dat dit ook te maken heeft met mij. De confrontatie aangaan terwijl er al spanning is raakt mijn eigen stuk. Maar op een uitademing ontspan ik en creëer ik ruimte voor ons allebei. Dan recht hij zijn rug. Zijn schouders worden breder. Hij voelt zich gehoord. “Ja dat klopt”. “Super pissig”. “Wie denkt hij wel dat hij is”, zegt hij dan”. “Je vader”, zeg ik. “Als jij het zo wilt noemen mag dat”, zegt hij. “Voor mij hoeft dat niet.”

Dan nodig ik een andere man uit om tegenover hem te gaan staan en met zijn handen uit te reiken naar deze grote man waar het kind in hem roept om liefde. Ik zet een stap achteruit. Het kan zijn dat deze interventie net te vroeg is, maar ik voel dat we op een punt zijn dat het kind in hem zo aan het wegrennen is, dat het tijd is om terug te komen. In ieder geval de eerste stap. Hij houdt zijn adem in.

“Het is er allebei”, zeg ik hem. “Het is niet of maar het is EN. Je bent nijdig EN je mist de aandacht en liefde van je vader. Hij was er nooit EN het is je vader”. Zacht pak ik zijn hand en leg de hand neer in de hand van de andere deelnemer, zijn vader. Nog even laat ik mijn hand op beide handen liggen. Ik voel dat ik niet meteen mag loslaten. Ik wrijf over zijn arm met mijn andere hand. “Adem eens diep in”, zeg ik. Dan volgt er een diepe inademing. Vol gemis kijkt hij de andere deelnemer aan. Met hortende korte ademhalingen probeert hij te blijven. Hij doet het zo mooi. Telkens als hij vertrekt, raak ik hem even aan. Denk aan je ademhaling. Probeer te blijven. Dan opent hij zijn mond, schraapt zijn keel en heel voorzichtig zegt hij,  “Ik ben nijdig EN ik heb je gemist”. De laatste woorden verdwijnen zacht in de hoge ruimte. Ze zijn er en ze zijn ook nog zo fragiel.

“Mijn vader verloor zijn vader vroeg”, vertelt hij dan. “Misschien wist hij ook niet hoe hij er kon zijn, omdat hij de liefde en aandacht zelf nooit heeft gehad.” “Dat zou zomaar eens waar kunnen zijn”, zeg ik.

In de twee dagen die volgen komen zijn oude patronen van kleiner maken, bang zijn maar grootser voordoen alsof er niets aan de hand is, nog wel eens naar voren. Wanneer hij zich niet gezien of gehoord voelt door zijn mededeelnemers. Maar ook als zijn mededeelnemers geraakt worden wil hij snel in de verdediging voor zijn mededeelnemers gaan. Hij is degene die opkomt voor degene die het nodig hebben. Althans in zijn beleving.

Wat gebeurt er vraag ik hem. “Ik ben pissig”, zegt hij dan. “Of ben je bang”, vraag ik hem. “Ook wel een beetje”. “Wat als zij zich nu machteloos voelt”, zegt hij. “Dat is aan haar”, zeg ik hem. “Dat is niet aan jou om op te lossen.” “Hij knikt. “Ik zal ervoor zorgen dat het veilig is, en jij mag leren vertrouwen”. “Maar fijn dat je het aangeeft”. Dat je komt”. Jij mag nu rusten, ok”?, zeg ik hem. Dan komt er een zucht van ontspanning.

De laatste dag is er een van bedding geven. Aankijken wat er nog aangekeken moet worden en verantwoordelijkheid nemen om dat waar je voor bent gekomen aan te pakken. Met beide handen. Vroeg in de ochtend voordat iedereen er is mediteer ik altijd. Het is mijn ochtendpractice en ik geniet er hier altijd extra van, midden in de natuur. Het is hier zo stil, vol vogels, eekhoorns, koeien en hertjes. De ochtend ontvouwt zich tijdens mijn meditatie. Ineens gaat de deur open. Het is nog vroeg. “Wat ben je vroeg“, zeg ik. “Ja ik ……”, het wordt stil. Ik zie hem drentelen. “Zeg maar even niets dat is ook ok”, zeg ik hem. “Zal ik een lied voor je opzetten”, vraag ik. “Ja dat mag”, zegt hij. “Fijn” zeg ik, “ik moest aan je denken, bij dit lied”.

Het hart was koud
Het woord wat stil
De wind stak op
De regen viel

De lucht was grijs
Het vuur verdween
Ik zag jou naam
Verstild in steen

De hemel leek
Zo ver van mij
De koude grond
Was zo dicht bij

Ik was nog nooit
Zo klein geweest
Ik zag jouw naam
Verstild in steen

Opeens een stem
Van binnenuit
Een zachte schreeuw
Een stil geluid

Mijn hart stond op
De angst verdween
Ik zag jouw naam staan
Verstild in steen

Verstild in Steen van Stef Bos

Samen zitten we voor het raam. Het is stil tussen ons. Stil in hem. Zijn lijf berust. Dan kijkt hij mij aan. Hij knikt. En ik knik terug. Er is niets en dat is precies wat er nodig is. Dan haalt hij diep adem, veegt zijn traan weg en zegt; “Deze draaien we toch niet zo voor de groep want dan moet ik weer huilen”. “Nee,” zeg ik, “dit lied is voor jou. “Een lied wat je uitnodigt”. “En je zou jezelf, mij en de groep tekort doen om niet te komen”. “Ik kom”, zegt hij. “Dat is fijn”, zeg ik.

De ochtend komt langzaam op gang. Op de laatste dag hebben we telkens een andere workshop. In de workshop nodig ik de mensen uit om te komen met wat er nog ligt.

Als vanzelf beweegt zijn lichaam. En hoe klein deze beweging ook is. De groep merkt het op en ik ook. Ik knik naar hem. Hij weet dat ik onze afspraak niet vergeten ben. Hij knikt terug en wil onze afspraak ook niet vergeten. Het is tijd. “Het is tijd”, zegt hij dan. “Het is tijd, die heb ik vaker gehoord. Tijd waarvoor”, vraag ik. “Tijd om te schreeuwen.” Mooi hoe hij nu in contact met zichzelf, met zijn lijf dit uit het diepste van zijn hart kan zeggen. Het is tijd om te schreeuwen.

“Kom eens naast mij staan”, nodig ik hem uit. Ik laat mijn hand zakken richting hem. Als vanzelf houdt hij mijn hand vast. “Wat was het fijn dat je moeder er altijd was”, zeg ik. “Dat was het zeker”, zegt hij. “Kijk eens rond en zoek iemand voor je vader uit”, vraag ik hem. Dan nodigt hij dezelfde deelnemer van dag een uit. Hij zet zijn vader in de hoek. En als vanzelf zakt zijn vader door zijn knieën. Met zijn hoofd gebogen naar beneden.

Ik voel dat hier meer is dan alleen het verhaal over een vader die zijn gezin regeerde. Dan pak ik de hand van een andere deelnemer en leg deze deelnemer op de grond neer voor zijn vader. Hij hapt naar adem. En dan stopt zijn ademhaling. Bij de deelnemer met gebogen hoofd, die zijn vader representeert, rolt een traan over het gezicht. Ik heb nog steeds zijn hand vast. Zijn ogen kijken alleen nog maar naar de man die ligt op de grond. “Een zachte schreeuw”, zeg ik. “Ja,” zegt hij, “een zachte schreeuw. Van mijn vader die jong zijn vader is verloren in de oorlog”. “Dat is een behoorlijke schreeuw.“ ”Ja,” zegt hij “dat is het zeker. Maar er werd nooit over gesproken”. “Een zachte schreeuw dus.  Verstild in steen. Wat doen jullie hetzelfde! Jij en je vader”. “Het mag er niet zijn”.

Ik zak door mijn knieën en neem hem mee. Minuten lang zitten we daar. Soms met een diepe teug in dan weer met een stokkende ademhaling. En dan heel voorzichtig steekt hij zijn hand uit om zijn opa aan te raken. “Jouw opa”, zeg ik. Zijn keel gaat op slot. Ik raak hem aan. Wrijf over zijn onderarm. Hij kijkt naar mij, raapt alle moed bij elkaar en steekt zijn hand uit naar zijn opa. Er komt weer geluid door zijn keel. En terwijl hij zijn opa aanraakt, zijn gezicht nieuwsgierig wordt en verzacht, kijkt hij op naar zijn vader. “Jouw vader”, zeg ik. Hij kijkt mij uitdagend aan. Hij laat mij weten dat ik iets groots van hem vraag. Ik kijk vastberaden terug. Eerst kijkt hij weer naar zijn opa en dan verlegd hij zijn blik naar zijn vader. Heel zacht en met veel liefde zegt hij… “Mijn vader. Jij bent mijn vader”. En dan ineens in een zachte schreeuw…. “Jij bent mijn vader.” Hij grijpt naar zijn keel. Schrikt van zijn kleine schreeuw. Zijn verlangen om zijn vader ‘vader’ te noemen krijgt geluid. Hij wil zijn vader in zijn armen vliegen. “Adem eerst eens diep in”, zeg ik hem, en hou hem nog even tegen. Ik wil dat het niet te snel gaat, dan is het ook snel vergeten. Er mag tijd voor worden genomen, voor al deze jaren van gemis. “Voel het gemis en het verlangen. Waar zit dat in jouw lijf?“ ”Hier”, zegt hij “in mijn keel .” Zijn vader kijkt hem intussen ook aan….ze ontmoeten elkaar in de ogen. Een zachte schreeuw, dwars door alles heen. Dan staan ze op en nemen opa mee, ik laat ze met elkaar verbinden, het is weer compleet. Deze rij mannen. Met elkaar verbonden in een zachte schreeuw, die steeds minder stil wordt. “Het is tijd”, zeg ik. “Het is tijd, en al die tijd wist ik niet dat het hier tijd voor was”, zegt hij dan.

“Je zei dat je liever wilt dat iemand anders het oplost voor jou. Maar jouw plek is alleen jouw plek. Kijk maar naar je vader en opa, alleen jij bent hun zoon en kleinzoon. Alleen jij bent de manager van jouw mensen. Alleen jij kan deze plek innemen”. Hij fronst en glimlacht. Zonder woorden knikt hij. En hij wordt groter. “Jij mag leiden waar leiding nodig is”, dat is jouw plek. En alleen jouw plek”, sluit ik af.

Als iedereen weg is gaat de deur ineens weer open. Daar staat de grote man met de brede grijns. “Ik ben hier”, zegt hij. “Ik wilde je nog een keer bedanken”. “Ik voel me veel opgeruimder en compleet”. “Ik weet nu hoe het is om te komen en te blijven”. “En ik wil er meer van”. “Ik kom naar het jaarprogramma”. “Je bent meer dan welkom”, zeg ik. We geven elkaar een lange dikke knuffel, hij op zijn plek en ik op die van mij. Dank je wel voor deze reis, mooie man.

Een paar maanden later krijg ik een mailtje met een foto daarin. Een foto van zichzelf met zijn vader bij het graf van zijn opa. Ik neem het beeld in mij op, en neem een diepe teug in. Dat hij mij hier in meeneemt voelt als dankbaar en nederig. We zijn allemaal op reis, en ik mocht nog even mee reizen.

Het weglopen van wat er misschien komen gaat. In dit geval een mogelijke confrontatie. Wegblijven of misschien beter gezegd in het voorbeeld van deze man de dynamiek die op zijn werk wordt bepaald door wat er niet mag zijn. Het weglopen van discussies, niet je plek innemen terwijl je zoveel te zeggen hebt, het misschien zelfs wel je rol is, om die plek te pakken. Ergens hebben we allemaal die rol. Er zijn zoveel voorbeelden van wat je meeneemt uit je persoonlijke geschiedenis naar je werkvloer. Omdat jij jezelf meeneemt.

Ooit heeft hij geleerd dat dingen er niet mochten zijn, dat er niet gesproken mocht worden. Dat stil houden de manier was om de vrede te bewaren. Om het verdriet niet te voelen. En in deze ogenschijnlijke vrede verloor hij zichzelf, zoals zijn vader zich ook had verloren in het zachte verdriet.

Telkens herhaalde hij het zoals hij het als kind had geleerd. Stil zijn, stil houden met een diepe schreeuw van binnen. Een schreeuw die oploopt tot pissig zijn. Maar ook dat mocht er niet zijn. Zijn keel ging steeds verder op slot.

Als je merkt dat je telkens weer dezelfde beweging maakt, is het een beweging die je als kind hebt geleerd. Het was ooit de oplossing. Nu vraagt het als volwassene iets anders van je. Zodat je verantwoordelijkheid kunt nemen en daarmee ook de ruimte krijgt om nieuwe keuzes te maken. Zodat je jouw stem kunt laten horen. Niet een vanuit onkunde of machteloosheid, maar een van op je plek staan, een van plek innemen.

Maak ook jouw persoonlijke reis

Wil jij ook stappen zetten in jouw leiderschap of persoonlijke ontwikkeling voel je dan ook heel erg welkom in de jaaropleiding 'Verbinden met jezelf en de ander' of kijk bij ons andere aanbod wat het beste bij je past. Maar je kan natuurlijk ook contact opnemen en dan spreek je een van ons persoonlijk.

Neem contact met ons op
BEZOEKADRES

Retreat and Training Center Avani
'T Hoog 3 te Helvoirt

06-19900195

INSPIRATIE

Schrijf je in en laat ons je inspireren.

Inschrijven